Zeerijp, een dorp dat meer geheimen heeft dan je op het eerste gezicht zou denken. Ooit lag dit nu zo rustig ogende dorp direct aan zee, en als je nu langs de oude dijk fietst op weg naar Godlinze, rijd je over eeuwenoude geschiedenis. Sterker nog, Zeerijp behoort waarschijnlijk tot de oudste dijkdorpen van Nederland. Geen wonder dat je hier zomaar over iets opmerkelijks kunt struikelen—letterlijk.
In 1821 gebeurde er iets wat de nationale kranten haalde. Een zekere Jan Kamps (of was het toch Kamphuis?) vond tijdens het uitgraven van een pruimenboom een gigantisch bot. Wat bleek? Het was het dijbeen van een... tja, daar begint de discussie. Was het van een mammoet? Of misschien toch van een olifant? De meningen waren verdeeld, en dat maakte het verhaal alleen maar spannender.
In die tijd meldde een Frans geleerde, Jean Lacepede, dat het om een Afrikaanse olifant ging. Maar anderen, zoals Winand Staring, een toonaangevende geoloog, dachten dat het om een wolharige mammoet ging. En eerlijk gezegd klinkt dat best logisch, aangezien mammoeten hier rondzwierven toen Zeerijp nog een kustplaats was. Maar ja, wie zijn wij om te zeggen dat Plinius, de Romeinse geleerde die ooit langs de noordkust van Nederland reisde, geen olifant bij zich had die overboord ging? Misschien spoelde dat bot wel eeuwen later aan in Zeerijp.
Wat er precies gebeurde, zullen we nooit weten. Zeker is dat het bot werd geschonken aan het Museum van Natuurlijke Historie van Van Swinderen in Groningen. Daar lag het veilig—tot 1906, toen een grote brand het museum verwoestte. Het enige bewijs van dit prehistorische raadsel ging in vlammen op, waarschijnlijk door een schilder die iets te dicht bij een paar kaarsen kwam.
Dus, was het nou een olifant of een mammoet? De geschiedenis zal ons het antwoord schuldig blijven, maar één ding is zeker: in Zeerijp ligt de prehistorie niet alleen diep onder de grond, maar ook in de straten waar we vandaag over fietsen.