Ach, Zeerijp! Eind 19e eeuw woedde daar een storm—nou ja, een storm in een glas water, als je de burgemeester mocht geloven. De ophef draaide om iets waar men nu de wenkbrauwen over zou optrekken: de schoolindeling. In die tijd moesten ouders hun kinderen naar de dichtstbijzijnde school sturen, en dat zorgde voor nogal wat opschudding. Zo’n maatregel kwam natuurlijk voort uit de regelzucht van de gemeente, die in 1893 besloot om de boel beter te organiseren. En waar beter om de vlam in de pan te laten slaan dan in het altijd rustige Zeerijp?
Laten we even teruggaan. In de gemeente ’t Zandt hadden ze een overschot aan scholen. Zes stuks voor een bescheiden inwonertal, met veertien onderwijzers op de loonlijst. Ter vergelijking: buurgemeente Uithuizen had er twee, en Usquert deed het met één. Economisch gezien was dit voor 't Zandt een ramp, want zes hoofdonderwijzers kostten nogal wat centen.
In 1878 kwam er een wet die de onderwijzers er flink van langs gaf. Als er meer dan 40 leerlingen waren, moest je een tweede onderwijzer aanstellen. Zat je boven de 90? Dan moest er zelfs een derde bijkomen. Maar ja, het aantal leerlingen schommelde nogal, en vaak had je ineens te veel leerkrachten rondlopen, wat natuurlijk op de gemeentelijke begroting sloeg.
En dan komen we bij het beruchte besluit van december 1893: het opsplitsen van de gemeente in zogenaamde schoolwijken. De bedoeling was simpel: kinderen naar de school van hun eigen dorp sturen. En als er te veel leerlingen op één school zaten, tja, dan moesten er maar een paar naar een andere school verhuizen. Zo’n maatregel leek logisch, maar in Zeerijp werd dit opgevat als een regelrechte aanval op hun geliefde school.
88 woedende Riepsters tekenden een protestbrief. “Onze school is in gevaar!” riepen ze in koor. Maar toen de burgemeester de lijst met ondertekenaars bekeek, zag hij vooral oude vrijgezellen, kinderloze predikanten en dagloners wiens kinderen sowieso nooit verplaatst zouden worden. “Een storm in een glas water,” was zijn droge conclusie. En gelijk had hij: er was nog niets gebeurd. Geen enkele leerling was verplaatst, en de regeling was puur preventief.
Toch had de brief nog een hoop stof doen opwaaien in de gemeenteraad. Raadslid Huizinga vond dat de gemeente “den treurigen moed” had om dit protest te negeren. Hij voorzag een toekomst vol verbittering en onvrede. Maar burgemeester Westerdijk was resoluut: “Zeerijp zal niet ten onder gaan omdat er een paar leerlingen verplaatst worden!”
En zo gebeurde er... niets. De schoolwijkenverordening bleef bestaan, de storm ging liggen en Zeerijp ging door met zijn dagelijkse gang van zaken. Misschien een kleine overwinning voor de gemeente, maar de ware les? Een Riepster storm in een glas water waait uiteindelijk vanzelf over.